Een samenvatting maken

Een samenvatting maken
Een goede manier om een leertekst te leren is het maken van een samenvatting. Een samenvatting maken is echter niet makkelijk.
Wat schrijf je nu wel op, en wat juist niet? Je zult hoofd- en bijzaken goed moeten kunnen scheiden. Verder is het van belang dat je niet te veel opschrijft, maar ook weer niet te weinig….. moeilijk allemaal.

Een valkuil is dat je domweg de zinnen gaat overschrijven en een paar woorden weg laat. Dit heeft weinig zin. Een samenvatting maken is namelijk geen strafwerk.
Om een goede samenvatting te maken moet je een overzicht hebben van de totale stof die je wilt leren. Ook helpt het natuurlijk als je de stof goed begrijpt en oorzaken en gevolgen herkent. Als je iets beter begrijpt, onthoud je het ook makkelijker. Leg daarom ook dingen voor jezelf uit. Probeer voor jezelf te verduidelijken!

Bij een samenvatting ben je vaak bang om iets belangrijks weg te laten. Dat gevaar is er altijd. Hoe vaker je een samenvatting maakt, hoe beter het lukt. Laat ze ook controleren door je ouders en of je docent!

Enkele algemene tips:
- vermijd lange zinnen (die staan namelijk al in je boek)
- benoem oorzaak en gevolg
- maak het overzichtelijk door: opsommingsstreepjes, pijltjes, schema, kleurtjes.


Stappenplan:

  1. Lees de titel van de paragraaf. Schrijf deze meteen bovenaan op je eigen blaadje. Noteer ook het paragraaf nummer.
  2. Lees de hele paragraaf door. (als je dit al gedaan hebt in de klas en je dus al een beeld hebt van de stof, kun je deze stap overslaan.
  3. Lees de eerste alinea nog eens helemaal. Staan er moeilijke woorden in? Zoek ze op in de begrippenlijst of vraag het aan de docent.
  4. Stel je de vraag: waar gaat het over? Schrijf dit kort op (maximaal een paar woorden)
  5. Stel je de vraag: wat wordt daarover gezegd? Lees de alinea nog eens, maar nu in kleine stukjes. Probeer te begrijpen wat er bedoeld wordt. Lees dus om te begrijpen!
  6. Ga naar de volgende alinea en lees het helemaal door.
  7. Herhaal stap 4 en 5.

Dit lijkt misschien veel en omslachtig, maar als je naar het voorbeeld kijkt, wordt het al snel duidelijk.

Voorbeeld:
paragraaf 1.1 Jagers worden boeren

Alinea 1 (lees de hele alinea door)

waar gaat het over?

Ontstaan van de landbouw

Wat wordt daarover gezegd? (lees de eerste alinea nog eens, nu in stukjes)

  • Wanneer: 10.000 v.c.
  • Waar: Midden-Oosten. Tussen de twee rivieren (Water belangrijk!)
  • Oorzaak: klimaatsverandering: het werd te warm en te droog.
  • Te weinig voedsel in de natuur: zelf gaan verbouwen
  • Landbouw
    • Akkerbouw: verbouwen van gewassen
    • Veeteelt: temmen en fokken van dieren

Alinea 2 (lees de hele alinea door)

Waar gaat het over?

Veranderende leefwijze van de boeren
 
Wat wordt daarover gezegd? (lees de alinea nog eens, nu in stukjes)

- mensen krijgen vaste woonplek (geen nomaden meer)
- mensen krijgen stevigere huizen
- mensen krijgen meer bezittingen
- er ontstaan dorpen en steden

We gaan dit nu oefenen met de volgende tekst.

Paragraaf 1.1 Op zoek naar voedsel

Jagen en verzamelen

Rond 15.000 v. Chr. was overleven in onze streken niet eenvoudig. Het gebied bestond voor een groot deel uit toendra: een uitgestrekte vlakte waarop alleen gras, mos en lage struiken groeiden. Het was er erg koud. Er leefden wilde dieren, bijvoorbeeld wolven, mammoets, paarden en rendieren. Toch woonden er mensen. Het waren jager-verzamelaars : ze leefden van wat ze in de natuur konden vinden. Sommige onderzoekers denken dat er een taakverdeling was tussen mannen en vrouwen.
De mannen gingen in groepen op jacht. De vrouwen verzamelden voedsel, zoals bessen, plantenwortels of noten, en verzorgden de jonge kinderen. Ook vingen de mensen vis.
Vanaf 10.000 v. Chr. werd het warmer. Stukken land aan de kust en langs de rivieren veranderden toen in moeras.

Hoe leefden jager-verzamelaars?

De jacht was heel belangrijk voor jager-verzamelaars. Met behulp van strikken en vallen vingen ze kleine dieren, zoals konijnen. Als ze geluk hadden, doodden ze een eland of een mammoet. In de winter was dit vaak moeilijker, want dan waren de dagen kort en was het koud. Bijna al het vlees van het dier aten ze op. Hadden ze wat over, dan lieten ze het drogen in de wind om een voorraad op te bouwen. Zo veel mogelijk andere delen van het dier werden ook gebruikt.
De jager-verzamelaars leefden in groepen van twintig tot dertig volwassenen en kinderen. Het waren nomaden : ze hadden geen vaste woonplaats. Als het voedsel op was, trokken ze verder. Ze woonden in grotten of op plekken waar grote stukken rots beschutting gaven. Als zo’n plek er niet was, bouwden ze een tent of een hut.
Soms keerden de jager-verzamelaars terug naar een plaats waar ze eerder hadden gewoond.

 

Download nu onderstaand werkblad en maak de samenvatting van de tekst "Op zoek naar voedsel".

Werkblad Samenvatting Maken 2
PDF – 83,3 KB 607 downloads

Zelf vragen bedenken
Als je aan het leren bent voor een proefwerk moet je voortdurend denken: ‘wat zou die docent nu gaan vragen?’ Tip: meestal gaan de  meeste vragen over datgene waar de docent de meeste nadruk op heeft gelegd.

Er zijn verschillende soorten vragen.

  1. Kennisvragen: Kennis is als je iets weet (feitenkennis).
    Signaalwoorden zijn: Wat, wanneer, waar, noem, hoeveel, wie, hoe noem je, enz. 
    Bijvoorbeeld: Wie heeft de ‘slag bij Waterloo’ verloren? Antwoord: Napoleon.

  2. Inzicht vragen: inzicht is als je iets snapt. En als je iets snapt kun je het uitleggen.  
    Signaalwoorden  zijn: 
    Waarom, waarvoor, leg uit, hoe zit dat, etc.
    Voorbeeld: Waarom heeft Napoleon de slag bij Waterloo verloren?

  3. Vaardigheden: Een Vaardigheid is het toepassen van wat je geleerd hebt.
    Soorten opdrachten:
    - Zet in juiste volgorde.
    - Geef je mening.
    - Aangeven of iets een feit of een mening is.
    - Oorzaak en gevolg
    - Gebruik van bronnen

 

Werkblad Zelf Vragen Maken
PDF – 261,7 KB 585 downloads

Andere manier van samenvatten

Je kunt een tekst per alinea samenvatten. Dit kun je als volgt doen:

  • Lees de alinea
  • Onderstreep de belangrijkste kernwoorden
  • Schrijf deze kernwoorden op een papier

Maak in je eigen woorden een lopende tekst van deze kernwoorden. Het is belangrijk om je eigen woorden te gebruiken, omdat je dan zeker weet dat je de tekst begrepen hebt.

Vergelijk je eigen tekst met de originele tekst en controleer of je alle belangrijke zaken hebt opgeschreven.

Let op dat je bij het maken duidelijk onderscheid maakt tussen hoofd- en bijzaken. Je schrijft alleen de hoofdzaken op in je samenvatting, voorbeelden horen er niet in thuis. Houd je samenvatting beknopt en maak gebruik van afkortingen. Anders loop je het gevaar dat je samenvatting te lang wordt.

Kernzinnen
Een tekst is vaak opgebouwd uit verschillende alinea’s. De eerste zin is vaak de kernzin van een alinea. Daarin staat de belangrijkste informatie. De rest van de zinnen uit die alinea zijn er om de hoofdgedachte te verduidelijken met bijvoorbeeld voorbeelden. Bij het maken van een samenvatting is het belangrijk dat je de kernzin en dus de hoofdgedachte herkent en deze kernzinnen als uitgangspunt neemt van je samenvatting.

Structuurwoorden

Schrijvers maken vaak gebruik van signaalwoorden, zoals: ten eerste.. ten tweede… vervolgens… bovendien, etc. Hiermee geven zij structuur aan een tekst. Als je een samenvatting maakt, zijn die structuurwoorden belangrijke aanwijzingen om  de hoofdgedachte van de alinea te vinden. Bovendien geven de structuurwoorden aan wat de aard van de informatie is: oorzaak en gevolg, chronologie, mening en argumenten et cetera.

 

Maak nu nogmaals een samenvatting van de tekst ‘Op zoek naar voedsel’, maar nu op de manier zoals hierboven beschreven.

Je hebt nu op twee manieren samengevat. Welke manier vond je fijner?

Je laten afvragen of overhoren door je ouders
Het is altijd handig wanneer je ouders tijd hebben om je af te vragen. Dit kan uiteraard mondeling, maar dat is niet voor iedereen de beste manier.


Een paar tips:

  1. Zorg ervoor dat je niet kunt zien op welke pagina degene is die je overhoort. Dat kan namelijk al (een deel van) het antwoord verklappen.
  2. Laat de vragen opschrijven. Zo kun je extra oefenen met het goed lezen van de vragen.
  3. Geef schriftelijk antwoord. Zo kun je controleren of je voldoende uitleg geeft en goed formuleert. Als je mondeling antwoord geeft is het gevaar dat er steeds doorgevraagd wordt. Op een toets is er namelijk ook niemand die doorvraagt: je zult meteen volledig moeten antwoorden!

 
Waar moet je op letten tijdens de toets?
Het is heel frustrerend als je veel tijd besteed hebt aan het leren van een toets en je haalt vervolgens toch een onvoldoende. Er kunnen een aantal oorzaken zijn.

  • De stof was moeilijk
  • Je hebt op de verkeerde manier geleerd
  • Je kon je niet concentreren tijdens de toets
  • Je hebt de vragen niet goed gelezen. Je was ook veel te vroeg klaar!

 

Een aantal tips voor het maken van je toets:

  1. "Het goed lezen van de vraag is de helft van het punt”. Als je de vraag niet begrepen hebt omdat je hem niet goed gelezen hebt, kun je die vraag onmogelijk goed beantwoorden. Dus eerst de vraag helemaal doorlezen en pas als je zeker weet wat de bedoeling is gaan beantwoorden.
  2. “Herhaal de vraag in je antwoord” (hoeft alleen bij ‘open’ vragen).
    Voorbeeld: 
    Waarom zijn de Jagers en Verzamelaars overgestapt op landbouw?
    Je antwoordt dan zo:
    De jagers en verzamelaars zijn overgestapt op landbouw omdat…(antwoord).”
    Hiermee geef je beter antwoord op open vragen.
  3. Als je klaar bent…
    Controleer je of je alle vragen gemaakt hebt: vooral de gesplitste vragen (‘a’ en ‘b’ vragen).
    Controleer je of je twee redenen hebt genoemd als er twee gevraagd worden.
    Controleer je of je alle vragen goed beantwoord hebt; dus nog eens aandachtig doorlezen.