Woordjes leren

 

Er zijn verschillende manieren om woordjes te leren. Wat voor de een werkt, kan voor een ander helemaal niet werken en andersom.

Woordjes leren hoeft niet moeilijk te zijn, vooral niet als je veel zintuigen gebruikt en slim herhaalt.

 

Woordjes stampen gaat in 3 stappen.

  1. De woordjes inprenten
  2. De woordjes leren
  3. De woordjes herhalen en overhoren

 

 

  1. De woordjes inprenten
  • Prent elk woordje of elke vorm uit een rijtje apart in je hoofd. Neem kleine plukjes leerwerk tegelijk: woorden leer je in blokjes van 5, in plaats van per hele rij. Je prent ze vervolgens woord voor woord in.
  • Gebruik bij het inprenten zoveel mogelijk zintuigen. Leer hardop. En maak, als je visueel bent ingesteld, “foto’s” in je hoofd. Dus visualiseer met je ogen dicht, de letters van het Nederlandse woord en de vertaling in de andere taal.
  • Neem zoveel tijd als je nodig hebt voor het inprenten. Als je deze stap langzaam en zorgvuldig doet, prent je ze beter in. Dus zorgvuldig inprenten is een investering in goed onthouden.

  1. De woordjes leren
  • Verdeel de lijst die je moet leren in groepjes van bijvoorbeeld 5 woorden. Leer eerst één groepje en ga pas verder met het volgende groepje als je het eerste groepje kent. Ken je het tweede groepje ook, herhaal dan het eerste en tweede groepje voordat je met het derde groepje verdergaat, enzovoorts.
  • Gebruik bij het leren de “ik-ga-op-reis-en-neem-mee-methode”: dus leer eerst 1 woord, dan een erbij. Dan overhoor je jezelf beide woorden; dan weer een woord erbij leren. Dan 3 woorden overhoren, enz. Zo overhoor je jezelf dus telkens voordat je een nieuw woord leert.
  • Leer de woorden niet steeds in dezelfde volgorde, want dan loop je het risico een woord alleen te herkennen als je het woord dat daarvoor in de lijst staat hoort of ziet.
  • Tijdens het leren moet je de woordjes ook schrijven met de hand. Zo kun je beter onthouden hoe je ze schrijft. (let op: typen is niet hetzelfde als schrijven!)
  • Leer het liefst niet langer dan 10 minuten achter elkaar, want na een tijdje neem je niets meer op. Je leert veel meer als je 3 x 10 minuten woorden leert en tussendoor maakwerk of iets anders doet, dan wanneer je 30 minuten achter elkaar woorden leert.

 

3 De woordjes herhalen en overhoren

  • Herhaal dat wat je geleerd hebt, heel vaak: dezelfde dag en de volgende dagen, totdat je het allemaal nog steeds kent. Deze tip is echt heel belangrijk. Als je jezelf de woorden hebt ingeprent, zitten ze in je kortetermijngeheugen. Om ze bij bijvoorbeeld een toets nog te weten, moeten ze naar je langetermijngeheugen. Dit gebeurt alleen als je ze heel vaak herhaalt, met steeds langere tussenpozen.
  • Als je (voor die dag) klaar bent met leren, maak dan een toetsje voor jezelf over de woordjes die je net geleerd hebt. Als je de volgende keer weer verder gaat met leren/herhalen, maak dan eerst dit toetsje. Je ziet dan meteen hoe goed je het nog weet. Je kunt natuurlijk ook een toetsje op WRTS of Quizlet maken of iemand anders vragen om je te overhoren voordat je verder gaat met leren. Dit “zelftoetsen” moet je niet te snel na het leren doen, liever bijvoorbeeld de dag na het leren. Zo kun je de woordjes beter én langer onthouden.

 

 

Hier nog wat tips die je kunt gebruiken bij het leren van woordjes:

  • Leer woorden altijd meteen met het lidwoord erbij. Als je dat moeilijk vindt, kan het helpen om met een kleur aan te geven of een woord mannelijk of vrouwelijk is, of om alle mannelijke woorden aan de linkerkant van een blaadje te schrijven en alle vrouwelijke woorden aan de rechterkant.
  • Het is ook heel belangrijk om te weten hoe je de woorden die je moet leren uit moet spreken. Oefen dit steeds als je woordjes leert. Op WRTS en Quizlet is er ook een uitspraakhulp. Door naar de woorden te luisteren en meteen de vertaling hardop te zeggen train je jezelf in luistervaardigheid en overhoor je jezelf ook meteen.
  • Soms kan het helpen om bij het leren ezelsbruggetjes te verzinnen, vooral als het je niet meteen lukt een woord te onthouden. De makkelijkste manier is om te kijken of het woord dat je moet leren op een woord lijkt dat je al kent, bijvoorbeeld uit het Engels of Nederlands. Lukt dat niet, dan is het soms mogelijk om een omweg te verzinnen waardoor je het toch kunt onthouden. Als je een nieuw woord leert moet je natuurlijk goed kijken naar de spelling, maar het is ook belangrijk dat je probeert om een voorstelling van de betekenis te maken. Denk bij soleil (=zon) bijvoorbeeld aan warmte of probeer een zon voor je te zien. Als je het woordje canapé (=bank) leert, denk dan aan de bank in je eigen woonkamer. Als je ook het woord voor tafel, stoel en televisie moet leren kun je deze in je hoofd allemaal in jouw eigen woonkamer “plaatsen”.
  • Soms zijn er woorden die je na veel oefenen nog niet goed kent. In dat geval is het handig om ze op losse kaartjes te schrijven, met voorop het woord en achterop de betekenis. Die kaartjes stop je dan in een bakje/doosje met 2 of meer vakken. Elke keer als je woorden gaat leren herhaal je ook de woorden uit de kaartenbak. Ken je het woord, dan stop je het kaartje in het 2e In het 1e vakje laat je de kaartjes van de woorden die je nog niet kent. De kaartjes uit het 1e vakje blijf je herhalen. De kaartjes uit het 2e vakje herhaal je af en toe, om te zien of je de woorden nog kent. Blijk je sommige woorden niet meer te kennen, dan stop je de kaartjes weer terug in het 1e vakje.
  • Herhaling is bij het leren van een taal heel belangrijk. Herhaal ook eens de woorden uit een vorig hoofdstuk of van een vorig onderdeel.

 

Opdracht:

Kijk in je Plenda welke woordjes je binnenkort moet kennen. Leer deze woordjes met behulp van de drie bovenstaande stappen. Beantwoord daarna onderstaande vragen:

  1. Hoe lang deed je er over om de woordjes te leren?
  2. Hoe goed werkte deze methode voor jou (van 1 tot 10)?
  3. Hoe heb je jezelf overhoord? (bijv. door een zelftoetsje te maken, door wrts, etc.)
  4. Aan welke tip heb je het meest gehad?
  5. Ga je deze methode vaker gebruiken? Waarom wel/niet?